Laatste
dag van een week Oxford. Ik zat in de schaduw van Oxford
Castle, counting my blessings. Het was een mooie week; volop zomer met
temperaturen waarbij je met een tintelend koude rosé op een terras moet zitten (maar ik zat vooral in een kantoor).
De stad was vol mensen en zelfs om twaalf uur ’s nachts waren de straten nog
vol met vooral studenten die de zomer vierden, of gewoon niet wisten wat ze met
hun tijd aanmoesten. Ik liep langs de food
vans, busjes waarin patat en kebab wordt gemaakt. Of pizza’s. In een oude,
grijze Citroen bus had men een pizzaoven gebouwd en gezien de rij mensen die
ervoor stonden te wachten, werkte het ook nog goed. Ik at bij Jamie Oliver en
in het restaurant van Malmaison, de oude gevangenis, maar zoals dat gaat in
weken waarin je teveel eet, aan het einde snak je naar iets normaals. Pizza dus.
Bij de Pizza Express op de binnenplaats van Oxford Castle. Ik zou niet hebben
toegegeven dat ik daar had gezeten als het niet ontzettend goed was geweest.
Dit was geen fast food, dit was een verdomd goede pizza. Driftig schreef ik op
wat er op lag: slechts een veeg tomatensaus, iets uitgebakken pancetta, flinters
parmezaan, rucola, mozzarella en een drizzle
van caesardressing erover. Het stond genoteerd.
Na
de lunch vertrok ik voor mijn laatste boodschappen. Het is nooit genoeg, maar
ik was tevreden met mijn buit: shortbread, HP sauce, mature cheddar,
Wensleydale cheese, clotted cream, porter, mustard powder, simnel cake, en
helaas moesten de worcestershire sauce flavoured crisps van de
Marks&Spencer achterblijven vanwege ‘niet praktisch in de koffer’.
Deze
week in Oxford was me dierbaar. Het bankje aan de weide van Christ Church, dat
al snel mijn vaste stek werd voor de avond (wat kunnen goede dingen snel wennen.
Alsof je nooit anders hebt gedaan!), de lichtbittere cider in een pub in een
achteraf straatje, de tuin van het kasteel waar ze de tafels voor het diner in
de avondzon hadden neergezet, de vriendelijke taxichauffeurs die mij tot
tweemaal toe succes bij de Spelen wensten met mijn Zweedse team (huh?) en de
straten die vol hingen met de Union Jack, vanwege diezelfde Olympische Spelen.
Man, wat een week. Ik heb genoten…
Pizzadeeg
voor 2 grote bakplaten
Kneed
een soepel brooddeeg van:
500
gr broodmeel (geen bloem)
200
gr fijne tarwegriesmeel (waar je ook pasta van maakt)
3
volle tl zout
flinke
scheut olijfolie
eventueel
klein beetje gedroogde tijm
1
zakje gedroogde gist
lauw
water, zoveel als nodig is om een soepel deeg te kneden.
Tomatensaus
Quick Fix:
1
blik tomaatstukjes (400 ml)
2
tenen knoflook
zout,
peper, scheutje balsamicoazijn
Alles
in de blender mengen. Klaar!
Topping:
Ik
noem geen hoeveelheden, want dat is naar eigen smaak, maar houd het simpel. Een
goede pizza is niet gestapeld.
pancetta
in plakjes, heel licht uitgebakken, maar niet knapperig
geraspte
mozzarella (“pizzakaas”)
half
gedroogde tomaten, kant-en-klaar gekocht of zelfgemaakt
Na
het bakken er nog op:
parmezaanschaafsel
rucola
caesar
dressing
Caesar
dressing:
125
ml crème fraiche
1
teen knoflook
1
tl ansjovispasta, of 2 filetjes uit blik, kapot gewreven
kneepje
citroensap
likje
mosterd
scheutje
worcestershire sauce
20
gr parmezaan, tot poeder geraspt
zout
en peper
water
om een schenkbare dressing te maken
Doe
alles in een blender en voeg voorzichtig water toe om een schenkbare, maar niet
te dunne dressing te maken.
Het
deeg is voldoende voor twee grote bakplaten. Rol het zeer dun uit, prik de
bodem in met een vork en bestrijk het zeer dun met de tomatensaus. Beleg met de
pancetta, mozzarella en tomaten. Bak de pizza in een hete oven tot de randen
bruin kleuren. Haal de pizza uit de oven en leg er dan nog de rucola en
parmezaan op. Besprenkel met de dressing.
Oordeel
van het smaakpanel: het panel deed moeilijk en eiste siroop (Kleine Chef), koek
(dochter Zo) en cheddar (dochter Zus). Zucht… Soms sta je alleen met je goede
herinneringen.